by admin admin

Aan het begin van het seizoen staat er vaak meer wind, dan in de zomer.  Juist als we nog even moeten inslingeren. Velen vinden het lastig om in om zwaarder weer te zeilen, zeker aan het begin van het seizoen. Maar met enkele kleine aanpassingen in trim en bij het sturen kunt u grote winst maken. De principes gelden zowle bij het zeilen van een wedstrijd of voor het comfortabel zeilen van een toertocht. Lees hier wat u moet weten om aan de wind op snelheid te komen, beide zeilen in balans te brengen, de helling te beperken en de golven te trotseren.

EERST SNELHEID

Aan de wind is er een principe: eerst snelheid, dan hoogte pakken. Dit is vooral belangrijk als het gaat doorwaaien. Als je trimt zoals bij middelmatige windcondities, dan maakt de boot alleen helling en gaat dwars door het water zonder snelheid.  Bovendien heb je in zwaarder weer te maken met golven; ze kosten extra snelheid om er doorheen te komen. Dus hoe ga je snel? Begin met het zetten van een klein voorzeil, zorg ervoor dat beide zeilen zo vlak zijn als je ze kunt maken. Achterstag doorzetten, onderlijk aan, spanning op het voorlijk door doorzetten van val of cunningham. Wat echt belangrijk is om de schoten niet zo strak door te zetten als in midden weer. Begin met enigszins gevierde zeilen om de boot op gang te krijgen en dan kunt u geleidelijk de schoten doorzetten. Op het moment dat het moeilijk is om de boot te sturen en in balans te houden dan bent u te ver gegaan.

Beide zeilen in balans

Beide zeilen moeten gelijkmatig worden getrimd. Een veel voorkomende fout is om de fok door te zetten terwijl het grootzeil het werk te doen. De voorzeiltrimmer moet kijken hoe de fok het grootzeil beïnvloedt. Als het grootzeil in de vlagen volledig moet killen om de boot op zijn benen te houden, moet u de foktrim wijzigen. Verplaats het leioog naar achteren (of naar boven en naar buiten als u dwarse fokkenrails heeft) om het onderlijk vlak te trimmen en de top van het zeil te openen. De top zal eerder killen dan de onderkant. Maar geen zorgen, dat is precies de bedoeling. Als het voorlijk nog  niet in balans is, vier dan de schoot een paar centimeter. Het is de

bedoeling dat de achterste helft van het grootzeil blijft  werken of tenminste het gebied van de onderste latten van het grootzeil. In een grote vlaag viert u zowel de fok als het groot

zeil. De trimmers moeten de helling beoordelen en naar de telltales kijken alsof ze sturen. Als de stuurman te veel moet bijsturen (d.w.z. opsteken om de fok te laten killen), dan moeten de zeilen worden gevierd. Een snelle correctie op de fokkenschoot kan  een groot verschil maken. Het is ideaal als u de fok van loef kunt trimmen. Uiteraard in een wedstrijd trimt u meer dan tijdens het toeren. Bij een toertocht zal u sneller reven. Toch is het goed om de principes van het balanceren te kennen, zodat u in een stevig wind nog steeds zonder moeite uw boot stuurt.

 

Houd de helling onder controle

Voor de stuurman en de trimmers is een constante hellingshoek het doel. Maak u zich geen zorgen over de telltales. In de vlagen laat de stuurman de boot loeven in plaats van teveel tegen te sturen en de trimmers vieren de schoten als dat nodig is. Te veel helling en je hebt teveel roerdruk.  Ligt de boot te vlak dan genereert u niet genoeg snelheid. Monohulls zijn erg gevoelig voor kleine veranderingen in de hellingshoek. Als je op zoek bent naar snelheid, val dan een klein beetje af om een ​​kleine hoeveelheid extra helling te creëren. Doe dit voorzichtig en laat de snelheid langzaam oplopen. Wees geduldig. Als de snelheid uitblijft, vier dan de schoten iets.

 

Verpulver de golven

Van oudsher wordt ons geleerd om tegen een golf op te sturen en vervolgens wat af te vallen als we naar beneden aan. Deze techniek werkt goed in golven van de grote oceaan met veel ruimte tussen golven (of in echt kleine boten). Echter, de meeste van ons zeilen in golven met een korte, steile top en een kleine afstand tussen golven ten opzichte van onze bootlengte. IJsselmeergolven, maar die komen ook voor in Zeeland en op het Wad. Dan heeft u  snelheid en een beperkte helling nodig. Probeer dat de volgende keer eens anders op het IJsselmeer. Als er een aantal grotere golven aankomen val dan een beetje af om snelheid te maken. Houd de helling onder controle.  Als u  een gemiddelde van 6,3 knopen had, zou je nu naar 6,8 knopen willen versnellen. Als u de golf ingaat, dan moet de boot niet te vlak zijn. Het risico wanneer u de recht in de  golf probeert te sturen. Hierdoor maakt de boot klappen en vertragen. In de praktijk lukt het niet om de golven letterlijk te omzeilen door ze ontwijken. Raak ze met extra snelheid en juist met wat helling. Op de vlakkere stukken loeft u weer wat op en trekt u de schoten weer aan.

Probeer bovenstaande uit als het in het begin van het seizoen wat harder waait.  U zult merken dat uw plezier in het zeilen met zwaarder weer toeneemt. En daarmee het vertrouwen van de bemanning in de zeileigenschappen van de boot.